Waarom dragen wij eigenlijk kinderen op?

Waarom dragen wij eigenlijk kinderen op?

Kinderen opdragen, waar komt dat gebruik eigenlijk vandaan? Staat dat ergens in de Bijbel? Zijn er voorbeelden van? Is het verplicht? Soms is het goed met elkaar nog eens te herhalen waarom we dat doen in onze gemeente.

Om maar met de deur in huis te vallen: er staat nergens een opdracht in de Bijbel om je kinderen op te dragen. Het is dus ook niet verplicht. In het Oude Testament zien we iets dat erop lijkt in de geschiedenis van Hannah, die na veel verdriet en lang wachten toch uiteindelijk een zoon krijgt: Samuel. In die geschiedenis belooft Hannah dat ze haar zoon aan de Heere zal overgeven (1 Samuel 1: 11 en 1 Samuel 2: 27-28). Het is niet hetzelfde als ons opdragen, maar er zitten wel enige overeenkomsten in. Overigens had de eerstgeborene bepaalde voorrechten, iets dat in de geschiedenis van Jakob en Ezau al naar voren komt en wat later ook in Deuteronomium bijvoorbeeld als belangrijk wordt genoemd. Alle eerstelingen: zowel van de oogst, het vee, maar ook van de kinderen, hadden een bijzondere plaats in Gods ogen.

Wanneer wij een kind opdragen in het midden van de gemeente dan drukken we, samen met de ouders, dankbaarheid uit voor het geschenk van kinderen. Kinderen zijn een geschenk en schepsels van God. Hij weefde ze al in de moederschoot en vormde hun nieren (Psalm 139). Iedere ouder mag beseffen hoe kostbaar het is, wanneer een kind gezond is. Dat is zeker geen vanzelfsprekendheid! We moeten er niet zomaar vanuit gaat. Als kinderen niet gezond geboren worden of al de nodige lichamelijke en geestelijke bagage dragen, dan kan dat ook voor ouders een behoorlijke tegenslag zijn, die niet snel verwerkt wordt. Vaak overzie je ook nog niet eens wat het betekent om voor een kind te zorgen die deze extra uitdagingen in het leven al kent. Maar zelfs met die extra uitdagingen blijft elk kind een geschenk van God. En zo mogen we het ook behandelen. Onder andere door onze dankbaarheid uit te spreken met elkaar en om een zegen te vragen.

De zegen willen wij ze graag meegeven in navolging van Jezus, die al zei dat alle kinderen bij Hem moesten kunnen komen. Wanneer de discipelen de ouders met hun kinderen wegsturen zegt Jezus:

“Laat alle kinderen tot Mij komen, verhinder ze niet, want van hen is het Koninkrijk van God (…) En Jezus zegende de kinderen.” (Markus 10: 13-16)

We tonen onze dankbaarheid samen met ouders en vragen een zegen. Er zit ook een element in van toewijding. Zoals kinderen in andere kerkelijke gemeenschappen gedoopt worden, geloven we dat het element van de geloofsopvoeding inderdaad van groot belang is. Dat is in de eerste plaats een taak voor de ouders, maar zij staan daar niet alleen in. Ook de gemeente spreekt als het ware haar betrokkenheid uit.

Deze week nog sprak ik met iemand over het opbouwen van goede herinneringen aan Bijbels onderwijs in onze gemeente. We waren het eens dat dit zo ontzettend belangrijk is en dat het kinderen kan helpen de weg naar God inderdaad te gaan zien. We kunnen ze niet bekeren, maar we kunnen ze wel de weg naar God laten zien. Dat vraagt iets van ouders en het vraagt ook iets van de gemeente.

Wanneer mensen zeggen dat ze de kerk niet nodig hebben zijn we het er wel over eens dat het zonder broeders en zusters heel moeilijk is. Dat is voor kinderen niet anders. En zelfs als je geloof zo sterk is dat je het in je eentje zou kunnen, dan nog wil dat niet zeggen dat die ander het ook kan. De ander heeft u en jou ook nodig. Ook de kinderen hebben u en jou nodig.

In ieder geval zitten er dus, ondanks de afwezigheid van een directe opdracht, toch wel goede Bijbelse aanmoedigingen aan het opdragen van kinderen. We hebben net een prachtmeisje mogen opdragen en zondag mogen we opnieuw een jongetje bij de Heer brengen in gebed. Is het niet bijzonder dat we dat mogen doen?