De kracht van het offer

De kracht van het offer

“Maar de koning zei tegen Arauna: Nee, ik wil het beslist voor de volle prijs van u kopen, want ik wil de Heere, mijn God, geen brandoffers brengen die niets kosten… (2 Samuel 24: 24)

David zit in een benarde situatie. Hij heeft gezondigd door een volkstelling te laten plaatsvinden. David wil weten hoeveel strijders hij tot zijn beschikking heeft. Gebrek aan vertrouwen op en geloof in God, die altijd wel zou voorzien in voldoende strijders, misleiden Davids hart. Een vreselijke straf volgt. David was al tot inzicht gekomen dat zijn daad niet goed was en vraagt vergeving. Mooi zou je zeggen. Bij God is altijd vergeving. En dat is ook zo (!). Alleen ging het in Davids geval met een grote kostprijs gepaard. Het volk wordt door de pest getroffen.

Dat lijkt niet in overeenstemming met wat wij van God kennen. God is toch genadig? En dat is Hij inderdaad. Maar gerechtigheid moest geschieden. Er moest iets tegenover de zonde staan. Een straf die de rekening zou vereffenen. Moet dat dan? Het antwoord ligt in het Bijbelse begrip van gerechtigheid. Overigens geldt hetzelfde in onze wetgeving. Als iemand onwettig heeft gehandeld volgt er een straf. De zwaarte van de straf wordt bepaald door een rechter die de ernst van de overtreding heeft beoordeeld. Zo ook bij God dus. De overtreding was een gebrek aan vertrouwen en geloof. En dat terwijl David alleen op die basis Gods volk kon leiden. De Rechter verbindt er Zijn gerechtigheid aan.

Gelukkig stopt de straf op een zeker moment en wil David toch een keer brengen in de zaak. Hij wil dat de straf stopt voor Zijn volk en vraagt of hij de straf dan verder mag dragen. Hier komt het herdershart van David naar boven. En het antwoord komt al snel. David mag een altaar voor de Heer oprichten. Op een akkertje op hoger gelegen gebied. Een gebied waar vandaag de dag nog steeds veel om te doen is. Wij kennen het als de Tempelberg, de plaats waar de Tempel van Salomo heeft gestaan (lees 1 Kron 21 en 22:1) en wat nu zogenaamd tot een heilige plaats voor moslims is geworden. David wil dus op die plaats een offer voor de Heer brengen en de grond gebruiken. Hoewel Arauna (of Ornan in Kronieken) die plaats weg wil geven staat David er op dat ook in het kleine een vereffening van de schuld dient plaats te vinden. Want: “Ik wil de Heer geen brandoffers brengen die niets kosten…”. Voor David zou het goedkoop zijn. Goedkope genade.

Voor ons geldt dat het offer gebracht is door Jezus Christus. Maar tegenover de vergeving moet wel ons blijvende vertrouwen op God staan. Niet om het te verdienen, maar omdat alleen dan vergeving iets voorstelt, wanneer we daar om vragen en onze zonde belijden. Anders zijn ook wij in goedkope genade gaan geloven. Gods gerechtigheid is dezelfde als bij David, alleen hebben wij aanspraak op het offer dat Jezus bracht. God is groot! Hij is rechtvaardig, Hij is genadig!